Van zo eentje ben ik als kind gebeten....en dan?

Over herinneringen, vooroordelen en waarom die ene beet nooit zomaar over is
"Ah, een langharige Teckel… van zo een ben ik als kind gebeten."
Die zin hoor ik opvallend vaak. En eerlijk gezegd weet ik nooit zo goed wat ik dan moet zeggen.
Want wat zeg je als iemand jouw honden – die daar rustig lopen te snuffelen aan de grassprieten – in één adem verbindt met een nare jeugdherinnering?
Een beet die bleef hangen
Ik snap het. Echt.
Ik was een jaar of negen, misschien tien. Het begon te regenen en ik wilde snel naar huis. Dus ik ging rennen. Gewoon een kind in de regen, op weg naar binnen.
Langs één van de huizen waar ik voorbij kwam, liep een hond los op het erf. Een Chow Chow. Hij kwam achter me aan, beet in mijn hielen en rende daarna terug naar zijn erf.
Geen bloed, geen schade. Maar ik voelde de tanden. En vooral: de paniek.
Wat er daarna gebeurde, weet ik niet meer. Of er iemand bij kwam, of ik ben gaan huilen, of ik het thuis heb verteld — geen idee. Die hele nasleep is uit mijn geheugen verdwenen. Ik ben verder naar huis gelopen. Ik kende deze hond – nooit was hij 'boos' geweest. Ik snapte er niets van. Mijn verklaring was: "ik had de capuchon op omdat het regende."
Wat bleef, was de schrik. En een spanning die zich vastzette. Ik hoefde er niet aan te denken om die weer te voelen — het gebeurde vanzelf, elke keer als ik zo'n hond zag.
Chow Chows waren in die tijd gelukkig zeldzaam. En dat zijn ze nog steeds. Ik vond dat eerlijk gezegd helemaal niet erg.
Niet bang voor honden, wel voor die ene
Toch heeft die beet mijn liefde voor honden niet verpest.
Ik groeide op met een Herder (van het oude Duitse type) en een mix Terrier. Ik was altijd onderweg – bij vriendinnen thuis, op straat, in het park – en overal waren honden.
Maar de straat waar die Chow woonde, liep ik niet meer langs.
Andere Chow Chows kende ik toen niet. En ik dacht er verder eigenlijk niet zo vaak aan.
In de praktijk — maar zonder kennis over gedrag
Die spanning nam ik onbewust mee toen ik eind jaren '80 begon aan de opleiding tot dierenartsassistente. Ik werkte toen al in een dierenartsenpraktijk, maar over hondengedrag leerde je vrijwel niets in de opleiding.
(En dat is trouwens nu nog niet veel beter.)
Elke keer dat er een Chow binnenkwam, voelde ik datzelfde ongemak.
Mijn hoofd wist dat ik professioneel moest blijven, maar iets in mij reageerde nog altijd op iets ouds.
Later kwam het besef
Pas veel later, tijdens mijn opleiding tot kynologisch instructeur, kreeg ik echt grip op gedrag. Ik leerde kijken naar signalen, lichaamstaal, context.
En toen pas begreep ik wat er destijds gebeurde. Wat die hond deed. Wat ík deed. En hoe dat misging — in een fractie van een seconde. En dat had niets te maken met een capuchon.
Ik had gerend. En voor een hond die zijn erf bewaakt, is dat precies het signaal om in actie te komen. Hij rende me achterna, hapte in mijn hielen… en keerde direct terug.
Geen boosaardigheid, maar instinct. Dat wist ik toen niet. Pas veel later leerde ik: dit ging niet over mij. Dit ging over gedrag.
Tegenwoordig vind ik Chow Chows niets meer om een raar gevoel bij te hebben.
Ik zie ze nog steeds niet vaak, maar ik ken er inmiddels een paar en die zijn allemaal gewoon leuke honden.
Toch blijft het lastig als iemand vandaag de dag tegen me zegt:
"Van zo eentje ben ik als kind gebeten."
Want ik begrijp het. Ons brein onthoudt negatieve ervaringen veel sterker dan neutrale, zeker als ze gepaard gingen met schrik of pijn. Maar één incident met één hond zegt niets over een ras. Het zegt iets over een moment. Over een individu.
En soms ook over wat wij toen nog niet wisten.
Het is zó menselijk om te generaliseren.
Om van "die beet mij" te maken: "dit ras is gevaarlijk."
Maar gedrag werkt niet zo simpel.
Wat zeg je dan?
En als eigenaar? Dan sta je daar toch maar, met je 3 vriendelijke Teckels, en een opmerking die ineens alles kleurt. Soms knik ik dan en soms zeg ik iets als:
"Oei, dat was vast schrikken toen.
Gelukkig hebben deze vooral interesse in snuffelen en eten.
In die volgorde."
Want ook dat hoort erbij: ruimte maken voor iemands herinnering, zonder je honden te hoeven verdedigen.
Wat neem je mee?
Dat is voor mij de kern van deze blog.
We dragen allemaal een rugzakje. Soms zichtbaar, soms niet.
En het is oké om dat mee te nemen — zolang we ook bereid zijn opnieuw te kijken.
Naar het ras. Naar de hond. Naar onszelf.
En soms ook... naar die ene beet, van jaren geleden.
Niet alleen mensen
En dat geldt niet alleen voor ons.
Ook honden kunnen dingen met zich meedragen. Niet als bewuste herinnering, maar als ervaring die iets in gang zet. Iets in hun lijf, of in hun gedrag.
Soms zie je het in subtiel gedrag. Zoals een hond die opeens afstand houdt van iemand met een wandelstok. Of die zich afwendt zodra er een bepaalde geur in de lucht hangt.
Gedrag dat niet helemaal past bij het moment — maar misschien wel bij een ervaring van eerder.
Ervaringen kunnen blijven hangen, ook bij honden. Ze nemen het mee. Zoals wij ook iets kunnen meenemen – uit een moment, een beet, een herinnering van lang geleden.
Herkenbaar?
Misschien ben jij ook ooit gebeten als kind.
Of heeft een nare ervaring met een hond iets veranderd in hoe je kijkt, voelt of reageert.
Ik ben benieuwd:
🟡 Wat herinner jij je nog van dat moment?
🟡 En heeft het je blik op honden blijvend beïnvloed – of juist veranderd?
Laat gerust een reactie achter onder deze blog of via social media.
Ik lees graag mee.